De barbaren komen terug – Deel 3

Inmiddels heeft niet alleen Unilever een bod ontvangen op de gehele onderneming, ook AkzoNobel ontving van branchegenoot PPG een bod (en vervolgens een verbeterd bod van 90 euro per aandeel). Topman Tom Büchner van AkzoNobel laat weten dat ‘ons bestuur niet gelooft dat het bod in het belang is van de stakeholders, waaronder aandeelhouders, klanten en werknemers’; daarom heeft men unaniem het bod afgewezen.

De bieding op de beide bedrijven heeft inmiddels een aantal reacties losgemaakt die in eerste instantie niet werden gehoord. Minister Henk Kamp (demissionair op Economische Zaken) vindt het terecht dat het bestuur van het bedrijf breder afweegt dan de belangen van de aandeelhouders. Hij is bang dat de overname banen gaat kosten en dat de plaats van het hoofdkantoor en de onderzoekcentra ter discussie komen te staan. Het belang van Nederland staat bij hem voorop.

Bezinnen

Een ander die zich roerde is Jan Hommen, toezichthouder en voormalig topman bij internationaal opererende bedrijven. Hij is van mening dat een bedrijf dat met een vijandig bod wordt geconfronteerd een jaar de tijd moet krijgen om zich op zo’n voorstel te bezinnen. Minder hijgerigheid, enige rust en geen opbouw van druk door verdere koop van aandelen door de partij die heeft aangeklopt. Hij is voorstander van verankering van een dergelijke afkoelingsperiode in de Nederlandse governance-code en bijbehorende wetgeving. Hij krijgt bijval van bijvoorbeeld Jeroen van der Veer, voormalig CEO van Shell.

Tegenover deze op bescherming van de bestuurders gerichte reacties staan reacties van de vereniging van aandeelhouders en geluiden van Amerikaanse aandeelhouders van AkzoNobel en Unilever. Zij benadrukken de aandeelhoudersbelangen; wanneer die worden gediend dan komt dit ook op langere termijn de positie van de onderneming en de daarmee verbonden stakeholders ten goede.

Speelveld

De achtergrond van de biedingen lijkt te maken te hebben met de wijze waarop Rijnlandse cultuur tot uitdrukking komt in de financiering van een bedrijf. Rijnlandse cultuur leidt tot minder financiële agressie en tot conservatievere financiering. Daarmee worden deze bedrijven interessant voor partijen die financieel agressiever opereren. Dat kan geen verrassing zijn. Wanneer je als beursgenoteerd bedrijf internationaal opereert dan weet je dat het ene moment een door de Chinese staat gesteund bedrijf aan kan kloppen en het andere moment een Amerikaanse partij die vooral de eigen kapitaalpositie op het oog heeft. Nederlandse multinationals die vooral buiten Nederland hun markten zoeken, weten dat dit kan gebeuren. Internationale bedrijven opereren in een speelveld waarin nationale en internationale marktdynamiek en regulering hand in hand gaan.

In de eerste plaats is het de verantwoordelijkheid van het bestuur van de onderneming om te zorgen voor weerbaarheid tegen een vijandelijke overname. Scherp aan de wind ondernemen lijkt, gezien de reacties van Unilever en AkzoNobel, daarvoor de belangrijkste voorwaarde. Tegelijkertijd is het wenselijk dat governance-codes en overheidsregulering gebaseerd zijn op een doordachte mix van nationale wenselijkheden en internationale realiteiten. Voor het doordenken van die mix en de verankering ervan ligt nog aardig wat werk voor. Werk dat met enige urgentie ter hand genomen moet worden.


Deze column staat ook op TIAS